Dagdromen

Verscholen in obscuriteit, er zijn van die dagen,
waar feit als ook fictie,  steeds weer vervagen.

’T verdwijnt in gedachten, waarin men verzinkt,
vol dromen en wensen, het is goud wat er blinkt.

In deze gedachte, in eeuwigheid verblijven,
fijne gevoelens, met geen pen te beschrijven.

Hoezeer het eeuwige ook niet van waarheid getuigt,
de wens is waar het rationele voor buigt

Voer voor gedachten, fantasie dwaalt steeds af,
De mensheid zal dromen, van de geboorte tot graf.

Zachte winter

bossche polder

Zachte december, niet guur en niet koud,
Verdrijft het voor altijd de winter aloud.

Nimmer meer schaatsen? Nimmer meer verknocht,
Zo wordt ons het huidig weerbeeld verkocht.

Geen ijs op de ramen, maar dauw op de ruit,
Geen vriezen en kraken, maar regen voluit.

Geen zout meer te strooien, er ligt enkel blad,
geen sneeuwwitte deken, geen ochtend meer glad.

Is dit ten gevolge van een ander klimaat?
Of toch volgend jaar koning Winter paraat?