De onderwijspraktijk?

Een analyse van het docentschap als praktijk

De positie van het onderwijs staat al enkele jaren centraal in het publieke debat. De toekomst van het onderwijs, specifiek de positie van docenten, ligt onder een vergrootglas. Docenten staken, er is een lerarentekort (Steenbeeke, 2020) en het Parool geeft zelfs aan dat een van de grote problemen in het onderwijs het gezag van de docent is (De Vos, 2019). In deze analyse bespreek ik in welke mate het hedendaagse docentschap als praktijk te zien is en hoe deze praktijk in relatie staat tot onderwijsinstituties.

Wat is een praktijk?
Alaisdair MacIntyre (1981) beschrijft een praktijk als een complexe activiteit met interne doelen, welke enkel door deelname aan deze praktijk verworven kunnen worden en welke gemeten worden aan bepaalde standaarden van excellentie. Het handelen van mensen in deze activiteit heeft dus als doel om deze interne doelen te behalen. Het betreft een activiteit welke in een bepaalde gezamenlijkheid met anderen gedaan wordt (MacIntyre, 1981). Het staat daarmee op een bepaalde manier in relatie tot andere mensen. Tot slot heeft een praktijk, volgens MacIntyre (1981), een gehoorzaamheid aan bepaalde regels, externe doelen en zorgt het middels de interne doelen voor een verrijking van de gemeenschap.

Deze kerncompetenties hebben een aantal uitgangspunten (zie figuur a) waar zij zorg voor dragen. Deze competenties en uitgangspunten worden bereikt door een aantal deugden die een docent bij voorkeur dient te bezitten (zie figuur a). Deze competenties zijn de interne doelen van de praktijk van het docentschap. Enkel in de beroepspraktijk van het docentschap is het mogelijk om de combinatie van deze competenties na te streven. Dit gaat verder dan enkel een lesuur, het betreft de voorbereiding, het nawerk en de algemene omgang met leerlingen binnen de kaders van de school. Waar de les geven al een complexe activiteit is, is het docentschap dit nog veel meer aangezien het in een bredere context staat dan enkel de les. Binnen en buiten de lestijd is een docent aan het werk met deze competenties en werkt hij/zij volgens de standaarden en streeft hij/zij naar excellentie.

Het docentschap als praktijk?
Om te laten blijken dat het hedendaagse docentschap als praktijk gezien kan worden moeten de interne doelen en de mate waarin men hierin excellentie kan verwezenlijken duidelijk zijn. In de basis van het docentschap, de lerarenopleiding, wordt een structuur van interne doelen uiteengezet waar grote delen van de beroepspraktijk van docentschap op gestoeld wordt. Het betreft zeven kerncompetenties (zie figuur a) welke niet alleen in de opleiding maar ook op de werkvloer het uitgangspunt zijn voor functioneren en excelleren. Er zijn standaarden per competentie geformuleerd waaraan men moet voldoen om een startkwalificatie te krijgen, maar ook om in de uitoefening van de praktijk beoordeeld te worden.

Figuur a: Competenties in het onderwijs | Gebaseerd op: https://www.zevencompetenties.nl/leeswijzer/

De competenties zijn op zichzelf minder relevant en hebben de complexe situatie van het onderwijs nodig om relevant te worden. Deze complexe activiteit staat altijd in relatie tot anderen, namelijk leerlingen en/of collega’s. Allen zijn nodig om deze praktijk vorm te geven, zonder leerlingen is er bijvoorbeeld geen onderwijs en geen praktijk.

De interne doelen van deze praktijk bieden niet enkel een standaard voor het docentschap, maar indien de doelen behaald worden leiden zij tot goed onderwijs voor leerlingen. Goed onderwijs voor leerlingen is de betekenis van het beroep. Dat is wat docenten moeten ervaren en nastreven. Maar daarnaast is dat ook wat leerlingen moeten ervaren om een goede ontwikkeling door te maken. Goed onderwijs, en daarmee de interne doelen, zorgen daardoor ook voor verrijking van de gemeenschap.

Hierdoor kunnen we concluderen dat docentschap een praktijk is aangezien het a) interne doelen en standaarden heeft in de vorm van competenties waarmee men kan excelleren, b) een complexe activiteit is waarbij alle interne doelen samen komen c) deugden nodig heeft om deze interne doelen te kunnen bereiken, d) andere nodig heeft om de complexe praktijk te beoefenen en e) het een verrijking is van de gemeenschap.

Instituties in het onderwijs
Het docentschap is verweven met haar instituties aangezien het docentschap niet zonder de school kan en vice versa. We kunnen een verbondenheid zien op 3 niveaus. Het eerste is het micro niveau, de school als plek voor de praktijk van een docent, de plaats waar interne en externe doelen behaald worden. Op de tweede plaats het meso niveau, de school waar docenten opgeleid worden, de lerarenopleiding, door docenten. Een plaats waar interne doelen behaald worden door het behalen van dezelfde interne doelen aan te leren. Op de derde plaats het macro niveau, de school in de vorm van een bijvoorbeeld universiteit, waar de interne doelen behaald worden door het verkennen, verscherpen en verleggen van interne doelen. Inhoudelijk worden de standaarden van het onderwijs daar deels bepaald.

Het meest zichtbare externe doel voor deze instituties betreft het leerlingenaantal. Elke school, op elk niveau van verbondenheid met de praktijk, heeft als doel om een zo groot mogelijk aantal leerlingen aan te trekken. Dit zorgt voor bestaansrecht (huisvesting en personeel) en financiële middelen (Rijksoverheid, 2020). Het beleid van management is er daardoor op gericht om zoveel mogelijk leerlingen binnen te halen, wat gevolgen heeft voor de interne doelen van het docentschap. Kwaliteit, sfeer, veiligheid en pedagogische richting zijn voorbeelden van motieven van leerlingen om een school te kiezen, waar de school zelf invloed op heeft (Bus, 2017). Deze motieven raken direct de interne doelen, aangezien ze beide de omgangvormen en de inhoud van het onderwijs raken. Een instituut zal daarom invloed uitoefenen op de interne doelen van de onderwijspraktijk wat een corrumperende werking op de praktijk kan hebben. Zo worden er onderwijssystemen of ICT oplossingen ingevoerd, omdat dit voldoet aan de roep van het publiek zonder dat het een concrete verbetering of waarborging van de interne doelen van docentschap verzorgd. Een voorbeeld is de ‘ IPad school’, een principe dat werd ingevoerd van wege publieke druk en/of een principiële kwestie, maar wat inhoudelijk totaal geen succes bleek en waar veel scholen uiteindelijk weer op terug moesten komen (Van Gaalen, 2016). Hieruit blijkt dat ondanks de vergaande verbondenheid tussen de praktijk en het instituut in het onderwijs er toch een corrumperende werking kan zijn vanuit het instituut op deze praktijk en dat het aan de praktijk blijft om deze werking tegen te gaan en de interne doelen van het docentschap na te streven. Relevante beroepsverenigingen lijken corrumperende niet echt tegen te gaan aangezien zij een sterke focus hebben op externe goederen als salaris en werkdruk middels het afsluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten. Hierin krijgen interne doelen geen prioriteit.

 

Bibliografie

Bus, A. R. (2017). Schoolkeuzemotieven voor het voortgezet onderwijs. Rotterdam.

De Vos, P. (2019, november 11). De problemen in het onderwijs: gedrag van leerlingen en verlies van gezag. Het Parool.

MacIntyre, A. (1981). After Virtue. Notre Dame: University of Notre Dame.

Rijksoverheid. (2020). gevolgen leerlingendaling. Retrieved from Rijksoverheid: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/leerlingendaling/gevolgen-leerlingendaling

Steenbeeke, J. K. (2020, januari 30). Binnenland. Retrieved from NOS Nieuws: https://nos.nl/artikel/2320971-waarom-het-lerarentekort-voorlopig-nog-niet-voorbij-is.html

Van Gaalen, E. (2016, oktober 23). iPadscholen blijken geen succes. Algemeen Dagblad.

 

Deze analyse was een opdracht voor het vak Zin en Waarde van Werk, op Tilburg University voor het masterprogramma Ethiek van Bedrijf en Organisatie en is daar in juni 2020 als zodanig beoordeeld